Festivals

Hoe blijft de Nederlandse festivalcultuur overeind?

Nederlandse festivalzomer

Terwijl grote namen als Lowlands en Defqon dankzij hun sterke merk nog kunnen leunen op loyale bezoekers, wankelen juist de gratis en kleinschalige festivals onder de stapeling van hogere kosten en beperkte inkomstenbronnen. In gesprekken met onderzoekers en organisatoren wordt duidelijk dat alleen herpositionering, slimme financiering en stedelijke samenwerking de festivalcultuur toekomst kan geven.

De Nederlandse festivalzomer was jarenlang een vanzelfsprekendheid. Van vroege lente tot late nazomer volgden weekenden elkaar op met muziek, ontmoeting en rituelen op weilanden, pleinen en in stadsparken.

Vanzelfsprekendheid verdwenen

Maar dat vanzelfsprekende karakter is verdwenen. Achter de schermen kraakt en piept het. Kosten voor artiesten, personeel, techniek en beveiliging zijn in korte tijd fors gestegen, terwijl de inkomsten nauwelijks meebewegen. Niet elk festival kan of wil die stijging doorrekenen aan de bezoeker.

De vraag die steeds urgenter wordt: welke strategie is nog effectief om de festivalcultuur in Nederland in stand te houden?

Over die vraag spreken we drie mensen die ieder vanuit een ander perspectief midden in het speelveld staan. Martijn Mulder, die als livemuziek onderzoeker verbonden is aan Hogeschool Rotterdam en de Erasmus Universiteit, bekijkt de sector met een analytische blik. Joris Bouwmeister, directeur-bestuurder van de Vierdaagsefeesten, staat dagelijks met zijn voeten in de klei van een megagroot gratis evenement. En Berend Schans, directeur van de Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals (VNPF), overziet de branche in de volle breedte.

Hun verhalen laten zien dat de oplossing niet zit in één gouden greep, maar in een combinatie van scherpe keuzes, samenwerking, herpositionering en een herwaardering van de maatschappelijke betekenis van festivals.

De mythe van het uniforme festival

“We praten vaak over ‘de festivalwereld’ alsof het één homogeen geheel is”, trapt Berend Schans af. “Maar dat is het natuurlijk niet. De verschillen tussen een gratis stadsfestival, een nichefestival met vijfduizend bezoekers en een megaproductie als Lowlands zijn enorm.”

‘2016 was een piekjaar. Sindsdien is er sprake van een structurele afname, die door corona en de inflatie alleen maar is versneld’

Toch worden ze in het publieke debat vaak op één hoop gegooid, zeker als het gaat over kostenstijgingen en financiële druk. Wat al die festivals wél gemeen hebben, is dat ze te maken hebben met een opeenstapeling van prijsverhogingen. Artiesten zijn duurder geworden, mede door internationale concurrentie en hogere productiekosten. Personeel is schaars en daardoor duur en beveiliging, techniek en logistiek zijn in sommige gevallen met tientallen procenten in prijs gestegen.

“Voor festivals komt daar nog bij dat ze geen vaste infrastructuur hebben”, zegt Martijn Mulder. “Alles moet ieder jaar opnieuw worden opgebouwd. Dat maakt ze extra kwetsbaar.”

Volgens Mulder is het belangrijk om te beseffen dat de huidige situatie geen plotselinge crisis is. “Als je naar de cijfers kijkt, zie je dat het aantal muziekfestivals al vóór corona begon te dalen. 2016 was een piekjaar. Sindsdien is er sprake van een structurele afname, die door corona en de inflatie alleen maar is versneld.”

Grote merken versus kwetsbare initiatieven

Grote festivals met een sterk merk blijken veerkrachtiger. “Festivals als Lowlands, Defqon of Into The Great Wide Open hebben een duidelijke identiteit en een loyaal publiek”, zegt Schans. “Dat zijn merken geworden en mensen willen daar zijn, ongeacht de prijs.”

Dat betekent niet dat prijs geen rol speelt, maar wel dat de organisaties met minder risico de ticketprijs kunnen verhogen. Een ticket van boven de driehonderd euro schrikt af, maar leidt niet automatisch tot lege velden.

Voor kleinere festivals ligt dat anders. Mulder: “Als jij altijd 25 of 30 euro voor een kaartje vraagt, kun je dat niet ineens verdubbelen. En als je gratis bent, heb je die knop überhaupt niet.”

Sponsoring en subsidies bieden maar beperkt soelaas. “Daar zit weinig rek in. Zeker niet voor kleine organisatoren zonder groot netwerk.”

Het gevolg is dat juist de kleinschalige, vaak lokale festivals het zwaarst worden geraakt. “Dat zijn vaak de evenementen met een grote sociale en culturele waarde”, stelt Mulder. “Maar financieel zijn ze het meest kwetsbaar.”

Stoppen wordt dan soms de enige optie. “En stoppen is ook een strategie”, voegt hij toe, “maar wel een die iets zegt over de grenzen van het huidige systeem.”

Gratis festivals: creativiteit onder druk

Joris Bouwmeister ondervindt dagelijks bij de Vierdaagsefeesten hoe het is als je niet alle inkomstenbronnen kunt inzetten. “Wij hebben geen entreetickets, dus de knoppen waar we aan kunnen draaien zijn beperkt.” De inkomsten moeten uit horeca, sponsoring en subsidie komen.

Tegelijkertijd groeit de lijst met eisen waaraan het evenement moet voldoen. “Het probleem is niet alleen dat alles duurder wordt”, benadrukt Bouwmeister. “Het zit vooral in de aanvullende regelgeving. Veiligheid, duurzaamheid, milieu – allemaal terecht – maar het geld komt niet automatisch mee.”

Die extra eisen komen vaak gaandeweg het proces, terwijl de begroting al lang is vastgesteld. “Dan moet je het ergens anders vandaan halen.”

Dat dwingt organisatoren tot creatieve oplossingen. Een voorbeeld is het bekersysteem, waarbij bezoekers bij hun eerste drankje een toeslag betalen. “Dat geld gebruiken we deels om recycling te verbeteren, deels om financiële gaten te dichten”, legt Bouwmeister uit. “Dat werkt, maar het is ook spannend. Je moet het goed uitleggen, anders voelt het voor bezoekers als een verkapte prijsverhoging.”

De waarde van betekenis

Ook is het belangrijk om het verhaal achter het festival te communiceren, stelt Bouwmeister.  “Wij willen meer zijn dan muziek en bier. We hebben onszelf drie maatschappelijke ambities gesteld: feesten voor iedereen, duurzaamheid en het laten zien waar Nijmegen trots op is.”

Die ambities zijn niet vrijblijvend. Ze bepalen hoe het programma eruitziet, met wie wordt samengewerkt en waar subsidie voor wordt verkregen.

Voorbeeld van verkeerd bezuinigen

Martijn Mulder illustreert hoe gevoelig programmering is met een persoonlijk voorbeeld uit Breda. Hij is betrokken bij poppodium Mezz, dat al zo’n twintig jaar het kleinschalige festival ‘Ik Zie U Graag’ organiseert, gericht op Vlaamse acts. Het festival was jarenlang stabiel, maar onder financiële druk werd vorig jaar besloten om het programma volledig te vullen met opkomende Vlaamse artiesten, zonder grotere of herkenbare namen. Dat bleek een misrekening want de kaartverkoop zakte fors in en het jaar erop werd die keuze deels teruggedraaid. Volgens Mulder laat dit zien hoe riskant ‘verkeerd bezuinigen’ kan zijn bij kleinere festivals.

Die maatschappelijke positionering wordt steeds belangrijker, ziet ook Mulder. “Festivals worden vaak nog gezien als leuke extra’s, als luxe. Maar ze vervullen een belangrijke sociale functie. Ze brengen mensen samen, verlagen drempels tussen groepen en geven steden identiteit. Als je dat beter kunt onderbouwen, wordt het gesprek met overheden ook anders.”

Mulder pleit ervoor om die waarde beter te meten en te communiceren. “Iedereen voelt dat een festival iets oplevert, maar we maken het te weinig concreet. Zolang we dat niet doen, blijft het lastig om structurele steun te rechtvaardigen.”

Bezuinigen: waar wel, waar niet?

Aan de kostenkant staan organisatoren voor lastige keuzes. Want als alles duurder wordt, moet er ergens gesneden worden. Maar waar? “Bezuinigen op de verkeerde plek kan funest zijn”, waarschuwt Schans. “Als je minder aansprekende artiesten boekt, kan dat direct effect hebben op je kaartverkoop.”

Dat effect wordt vaak onderschat. “Bezoekers zijn verwend geraakt. Ze hebben keuze te over.”

De kernvraag is steeds: wat raakt aan je identiteit en wat niet? Schans: “Festivals die hun kern goed kennen, kunnen daar bewuster keuzes in maken. Die weten: hier mogen we niet aan komen, daar kunnen we schuiven.”

Samenwerking als overlevingsstrategie

Waar alle drie de gesprekspartners opvallend eensgezind over zijn, is het belang van samenwerking. “Grote partijen doen dit al jaren”, zegt Mulder. “Ze bundelen inkoop, kennis en netwerken. Kleine festivals zouden dat op hun eigen schaal ook moeten doen.” Denk aan gezamenlijke inkoop van tenten, podia of bekers, of het delen van een festivalterrein dat meerdere weekenden wordt gebruikt.

‘Niet ieder festival voor zich, maar als stedelijk ecosysteem, zodat kleinschalige en toegankelijke evenementen een toekomst houden’

Hij vertelt dat Amsterdamse festivalorganisatoren, met name kleinere en vaak wijkgerichte festivals, hebben ingezien dat ze individueel te kwetsbaar zijn geworden. Daarom zijn ongeveer 25 organisaties bij elkaar gekomen om samen op te trekken. Aanleiding was dat veel van deze festivals steeds verder moesten terugschalen in programmering en productie, terwijl hun maatschappelijke waarde groot bleef.

“Die groep is begonnen met het opstellen van een manifest richting de gemeente, waarin ze gezamenlijk hun problemen én hun waarde voor de stad benoemen. Daarnaast wordt gekeken naar praktische samenwerking, zoals collectieve inkoop, het delen van kennis en mogelijk ook gezamenlijke organisatorische structuren.”

Mulder ziet dit als een belangrijk voorbeeld: niet ieder festival voor zich, maar als stedelijk ecosysteem, zodat kleinschalige en toegankelijke evenementen een toekomst houden.

Vertrouwen en tijd investeren

Bouwmeister ziet die beweging voorzichtig ontstaan, maar benadrukt dat samenwerken niet vanzelf gaat. “Je moet elkaar kennen, vertrouwen en bereid zijn om tijd te investeren. Dat is lastig in een sector die al onder druk staat.”

Toch ziet hij geen alternatief. Waarom zou iedereen afzonderlijk dezelfde spullen huren tegen de hoofdprijs?”

Schans ziet samenwerking ook als een manier om kennis te delen. “Veel kleine organisatoren lopen tegen dezelfde problemen aan. Als je dat samen oppakt, hoef je niet allemaal het wiel opnieuw uit te vinden.”

Het gaat daarbij niet om het opgeven van identiteit, maar om het versterken ervan. “Samen waar het kan, onderscheidend waar het moet.

Geen simpele uitweg, wel een richting

De conclusie na gesprekken met Mulder, Bouwmeister en Schans is helder, maar niet eenvoudig. De Nederlandse festivalcultuur staat op een kantelpunt. Niet alles kan blijven bestaan en misschien hoeft dat ook niet. Maar wie wil overleven, moet scherper dan ooit zijn. Terug naar de kern, creatief omgaan met inkomsten, slim samenwerken, durven vernieuwen en vooral: duidelijk maken waarom je ertoe doet. “

“Er is nog steeds ruimte voor sterke ideeën”, stelt Mulder. “Maar niet meer voor vrijblijvendheid.”

 


Variatie in strategie

In het afgelopen jaar zijn er diverse initiatieven gestart en aangekondigd om de rentabiliteit van een festival te vergroten of het evenement nog een toekomst te geven. Hier een opsomming.

Appelpop onderzoekt bijvoorbeeld de invoering van een entreeheffing in 2026, nadat het jarenlang gratis toegankelijk was. Ook het Zomerparkfeest in Venlo bekijkt de houdbaarheid van het gratis model en onderzoekt welke vormen van bijdragen van bezoekers haalbaar zijn. Het Valkhof Festival koos in 2025 voor een alternatieve route: het blijft gratis, maar vraagt om steun via vrijwillige polsbandjes.

Hiphopfestival Het Moment introduceerde in 2025 een flexibel prijssysteem met gelaagde ticketprijzen waarmee bezoekers naar draagkracht kunnen bijdragen. Festival Ploegendienst voerde een aanbetalingsmodel in om de financiële druk te spreiden. Bospop boekte in 2025 een recordgroei met volledig uitverkochte zaterdag en dankzij slimme ticketing, doelgroepgerichte marketing en differentiated pricing.

Dias Latinos (Amersfoort), Plein Public Festival en Shine Festival probeerden het in 2025 met crowfunding via het platform Voordekunst, overigens met een zeer beperkt resultaat.

MOJO lanceerde in november 2025 het MORE-abonnement, een zakelijk lidmaatschap waarmee bedrijven gegarandeerde toegang krijgen tot concerten en festivals zoals Lowlands en Pinkpop, wat voor extra continuïteit in inkomsten zorgt.

Wish Outdoor vernieuwt haar concept en introduceert in 2026 een revolutionaire 360°-mainstage, 'The Arena', een indoor podium omgeven door volledige LED-schermen die beleving en merkwaarde versterken. Headbangers Parade kiest in 2026 voor een tweedaags format om bezoekers langer te binden en meer inhoudelijke diepgang te creëren.

​Niet alle partijen zetten door: Matrixx kondigde aan dat Dreamfields na vijftien jaar stopt, met 'The Final Dream' in juli 2026 als allerlaatste editie, waarna het bedrijf zich gaat richten op nieuwe kleinschalige concepten. Mysteryland slaat 2026 helemaal over voor een fundamentele reset. Directeur Anna Wijntjes spreekt van ‘vanaf nul beginnen’ vanwege stijgende kosten en veranderende bezoekerswensen. Meadow in Schipluiden blaast de productie na tien edities definitief af.

Daartegenover staat samenwerking als groeimotor: Hello Festival zoekt in 2026 de kracht van verbinding via een strategisch partnerschap met Feestfabriek Alles Komt Goed, de organisatie achter het Zwarte Cross, voor toekomstbestendigheid.

 

 

 

 

 


Deel dit bericht


Reacties

Er zijn nog geen reacties.


Plaats een reactie

Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.


Schrijf je nu in voor onze nieuwsbrief